Aanpassing belasting tweede verblijven
In de gemeenteraad en de commissie werd herhaaldelijk gesproken over een mogelijke aanpassing van het belastingreglement op de tweede verblijven, om het Woonbos gelijk te stellen met de weekendzone. Uit de bespreking werd duidelijk dat dit mits een goede motivatie ook voor de toezichthoudende overheid aanvaardbaar kan zijn. Aan de raad wordt daarom hierbij een voorstel van reglement voorgelegd waarin de verantwoording en de aanpassing opgenomen zijn.
Daarin wordt ook de “overwegende” geschrapt die verwijst naar een belasting op weelde. Deze bepaling lijkt de legitimiteit van het reglement immers te ondergraven en het potentieel aanvechtbaar te maken, aangezien de gemeente niet bevoegd lijkt om de (uiterlijke tekenen van) weelde van niet-inwoners te belasten – met een belasting op geparkeerde dure auto’s in het dorpscentrum of het dragen van dure juwelen in de Essense straten zouden we ongetwijfeld ook niet wegkomen.
De aanpassingen aan het raadsbesluit van juni 2020 worden in het rood weergegeven.
Feiten en motivering
Gelet op artikel 41, 162 en 170§ 4 van de Grondwet;
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 40, § 3 en 41,14°, inzake de bevoegdheid van de gemeenteraad om belastingreglementen te wijzigen, vast te stellen en goed te keuren;
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 286, 287 en 288, inzake de bekendmaking en de inwerkingtreding van het belastingreglement;
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, artikel 330, inzake het bestuurlijk toezicht op de besluiten van de gemeenteraad betreffende de belastingreglementen;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de
geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;
Gelet op het wetboek van de minnelijke en gedwongen invordering van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen van 13 april 2019 (Invorderingswetboek);
Gelet op de omzendbrief KB/ABB 2019/2 betreffende de Gemeentefiscaliteit;
Gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 18 december 2019 betreffende het belastingreglement op tweede verblijven;
Overwegende dat de financiële toestand van de gemeente vereist dat diverse belastingen worden geheven waarbij een rechtmatige verdeling van de belastingdruk wordt nagestreefd;
Overwegende dat het wenselijk is om een bijdrage te vragen in de financiering van de gemeentelijke uitgaven lastens de eigenaars van woon- en verblijfsgelegenheden die gebruikt worden zonder dat iemand daar zijn hoofdverblijfplaats heeft, dat wil zeggen waarvoor een inschrijving in het bevolkingsregister, het vreemdelingenregister of het wachtregister van de gemeente ontbreekt.
Overwegende dat het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister, vreemdelingenregister of wachtregister ook minderontvangsten meebrengt voor de gemeente op het vlak van aanvullende personenbelasting.
Overwegende dat deze belasting bijkomend dient gezien te worden als een belasting op weelde, die veruitwendigd wordt door het beschikken van een bijkomend verblijf, naast de hoofdverblijfplaats, en waaraan zowel inwoners als niet-inwoners van de gemeente onderworpen zijn;
Overwegende dat de belasting op tweede verblijven een stimulans is om deze woongelegenheden op het gemeentelijk grondgebied effectief als hoofdverblijfplaats aan te wenden en op die manier het residentieel wonen te beschermen en de sociale cohesie te versterken, die in het gedrang komt wanneer woongelegenheden niet of alleen occasioneel gebruikt worden.
Overwegende dat het billijk en rechtvaardig is een tariefdifferentiatie op basis van de ligging van de tweede verblijven in het belastingreglement op te nemen; dat het al dan niet gelegen zijn van een tweede verblijf in een gebied voor verblijfsrecreatie of een woongebied met bosrijk karakter een verantwoord en objectief vast te stellen criterium vormt.
Overwegende dat vanwege de wetgeving op de ruimtelijke ordening geen permanente bewoning in het gebied voor verblijfsrecreatie mogelijk is; maar dat volgens de algemene onderrichtingen betreffende het houden van de bevolkingsregisters permanente bewoners in dit gebied voorlopig ingeschreven dienen te worden; dat daardoor de waarde van een tweede verblijf gelegen in het gebied voor verblijfsrecreatie op de vastgoedmarkt lager zal zijn dan een gelijkaardige woongelegenheid gelegen in het woongebied van de gemeente.
Overwegende dat ook het woongebied met bosrijk karakter oorspronkelijk de bestemming had van gebied voor verblijfsrecreatie, die wegens het veelvuldig voorkomen van permanente bewoning in het gebied werd gewijzigd in woongebied met bosrijk karakter waar wel permanente bewoning toegelaten is.
Overwegende evenwel dat in het woongebied met bosrijk karakter nog veel tweede verblijven gevestigd zijn die dateren van de periode waarin geen permanente bewoning toegelaten was in dit gebied, en die aldus meer aan de oorspronkelijke bestemming van het gebied beantwoorden dan de aldaar gevestigde permanente woningen.
Overwegende dat voor deze tweede verblijven planbaten verschuldigd zijn bij verkoop of vererving, die het verschil in waarde met een permanent verblijf compenseren, zodat een verschil in behandeling tussen de tweede verblijven in de zone voor verblijfsrecreatie en het woongebied met bosrijk karakter de facto zou neerkomen op een dubbele belasting op dezelfde grondslag.
Overwegende dat tweede verblijven in het woongebied met bosrijk karakter bovendien de omgeving en het bosrijk karakter ervan minder sterk bezwaren dan permante bewoning.
Gehoord de toelichting door…
Na beraadslaging,
Besluit:
Art.1 Goedkeuring wordt gegeven aan het belastingreglement op de tweede verblijven, ter vervanging van het belastingreglement van 30 juni 2020, als volgt:
Artikel 1 – Belastbaar voorwerp
Er wordt voor een termijn aanvangend op 1 januari 2021 tot 31 december 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven, gelegen op het grondgebied van de gemeente, ongeacht het feit of ze al dan niet in de kadastrale legger zijn ingeschreven.
Artikel 2 – Definities
§1 Als tweede verblijf wordt beschouwd elke woning, appartement, weekendhuisje, chalet of met chalet gelijkgestelde caravan die regelmatig wordt gebruikt in overeenstemming met de woonfunctie of een andere functie die effectief en occasioneel gebruik meebrengt, maar waar niemand is ingeschreven voor het hoofdverblijf in de bevolkingsregisters, het vreemdelingenregister of het wachtregister van de gemeente Essen op 1 januari van het aanslagjaar.
§2 Een tweede verblijf voldoet bovendien aan volgende voorwaarden:
- helemaal of gedeeltelijk bemeubeld
- aangesloten op de nutsvoorzieningen
- sanitaire voorzieningen zijn aanwezig
- uitgerust voor eten en slapen
- onderhouden als goede huisvader
§3 De belastingplichtige dient zelf aan te tonen dat het om een tweede verblijf gaat.
Volgende feitelijkheden en bewijstukken kunnen hiervoor in aanmerking worden genomen:
- de toegankelijkheid van de woning
- de inrichting van de woning
- het onderhoud van de tuin
- het bezit van een badge voor het gebruik van het containerpark en het effectief gebruik ervan
- het bewijs van aansluiting van energie, water en/of telecom
- het bewijs van het verbruik respectievelijk gebruik van energie (600 kWh elektriciteit en 2,26 kWh gas) en water (30m3 ) -het gaat hier om gemiddelde-, en telecom
- het bewijs van de keuring van de CV-installatie
- het huurcontract en het bewijs van de betaling van de huur
§4 Worden niet beschouwd als tweede verblijf :
- tenten en woonaanhangwagens;
- constructies uitsluitend bestemd voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit
Artikel 3 – Tarief
Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op:
- <span style=”color: red;”>500,00 euro per tweede verblijf gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie voor het aanslagjaar 2020
- 600,00 euro per tweede verblijf gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie of woongebied met bosrijk karakter voor het aanslagjaar 2021
- 665,00 euro per tweede verblijf gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie of woongebied met bosrijk karakter voor het aanslagjaar 2022
- 735,00 euro per tweede verblijf gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie of woongebied met bosrijk karakter voor het aanslagjaar 2023
- 835,00 euro per tweede verblijf gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie of woongebied met bosrijk karakter vanaf het aanslagjaar 2024
- 750,00 euro per tweede verblijf niet gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie voor het aanslagjaar 2020
- 900,00 euro per tweede verblijf niet gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie of woongebied met bosrijk karakter voor het aanslagjaar 2021
- 1000,00 euro per tweede verblijf niet gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie of woongebied met bosrijk karakter voor het aanslagjaar 2022
- 1100,00 euro per tweede verblijf niet gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie of woongebied met bosrijk karakter voor het aanslagjaar 2023
- 1250,00 euro per tweede verblijf niet gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie of woongebied met bosrijk karakter vanaf het aanslagjaar 2024
Artikel 4 – Belastingplichtige
§1 De belasting is ondeelbaar en voor gans het jaar verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van het tweede verblijf op 1 januari van het aanslagjaar.
Zijn belastingplicht geldt ook wanneer het tweede verblijf verhuurd wordt of door een derde feitelijk gebruikt wordt.
§2 In geval van vruchtgebruik, recht van opstal of recht van erfpacht is de belasting verschuldigd door de vruchtgebruiker, de opstalhouder of erfpachthouder.
§3 In geval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. In geval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht, zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
Artikel 5 – Invordering
De belasting wordt ingevorderd door middel van een kohier. Het belastingkohier wordt opgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen op grond van de aangifte van de belastingplichtige of de ambtshalve inkohiering.
Artikel 6 – Aangifteplicht
Het gemeentebestuur ontvangt van de betrokkenen een door het gemeentebestuur voorgeschreven getekend aangifteformulier en dit binnen de termijn vastgesteld door het bestuur. De betrokkenen die geen aangifteformulier zouden ontvangen hebben, zijn niettemin verplicht spontaan aan het gemeentebestuur de elementen te verstrekken die nodig zijn voor de toepassing van de belasting. Het aangifteformulier kan op eenvoudig verzoek bekomen worden of gedownload van de website. De aangifte blijft gelden tot de herroeping ervan door de belastingplichtige.
Artikel 7 – Ambtshalve belasting
Bij gebreke van een aangifte of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een forfaitair bedrag van 250,00 euro. Het bedrag van deze verhoging wordt ook ingekohierd.
Artikel 8 – Toepasselijke wetgeving
De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de regeling van de geschillen terzake, gebeurt volgens de modaliteiten vervat in het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Art. 2 Deze verordening wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 285-286 van het Decreet Lokaal Bestuur en aan de toezichthoudende overheid gezonden.
Ingediend door