PLE-bijdrage voor het veiligheidsplan van de IPZ Grens
We komen op voor gemeentes waar mensen zich kunnen thuisvoelen. Wie zich onveilig voelt, zal straten en pleinen als een bedreigende omgeving gaan zien en zal daardoor ook geneigd zijn om zich terug te trekken uit het gemeenschapsleven. Vanuit die vaststelling zien we de politie in de eerste plaats als een instrument om te verhinderen dat mensen zich terugtrekken achter hoge hekken, de alarminstallatie of de waakhond op scherp. Om te voorkomen dus dat hun blik verengt en ze, om het modewoord dan toch maar te gebruiken, verzuren.
1. VERKEERSVEILIGHEID
Uit alle mogelijke onderzoeken en enquêtes blijkt dat verkeersveiligheid het belangrijkste aspect van het “veiligheidsprobleem” is. Het is dus logisch dat hier veel aandacht aan wordt besteed. Dat kan niet alleen vanuit de IPZ komen. De gemeentebesturen moeten bij elke inrichting van een straat, bij elk BPA ook dit aspect meenemen. Waarom niet telkens een formeel advies vragen aan de politie, zodat bij elke beslissing die de raad neemt ook dit aspect niet uit het oog wordt verloren ?
Een zinvol verkeersbeleid staat of valt met een gezond evenwicht tussen preventie (vooral via de inrichting van wegen) en handhaving. Dat laatste moet volgens ons dé prioriteit van de lokale politie zijn : een zone-30 kan zinvol zijn, maar alleen als ze ook wordt afgedwongen.
Ook voor fout parkeren, en onterecht parkeren op voorbehouden plaatsen voor gehandicapten, vragen we meer aandacht. Daarbij moet het optreden van de politie in verhouding staan tot de onveiligheid die veroorzaakt wordt.
2. LEEFBAARHEID
Vanzelfsprekend staan we erachter dat elke wijk zijn wijkagent krijgt : aanspreekbaar “blauw op straat” kan in een aantal gevallen een echter opkikker zijn voor een wijk. Maar we willen het belang ervan ook relativeren. Zaken zoals zwerfvuil, hondenpoep, kapotte speeltuigen of slechte voetpaden zijn op zich geen politietaken. Naast een agent heeft een wijk andere aanspreekpunten nodig. Daarnaast dienen de gemeentebesturen volgens ons te investeren in het sociale weefsel van de wijken, ondermeer via het verenigingsleven. Zodat de wijkagent niet de “pispaal” voor alle problemen in de wijk wordt, maar ingeschakeld kan worden in de hele openbare dienstverlening, en in het sociale netwerk van de betrokken wijk.
We vinden het ook belangrijk dat voor bepaalde probleempunten de wijkagenten kunnen worden bijgestaan. Verkeersmoeders- en vaders zorgen nu al mee voor het beveiligen van oversteekplaatsen. Zo kunnen mensen uit de buurt ook ingeschakeld worden om mee toe te zien op een speelpleintje of op een (potentieel) sluikstort. Een gemeentebestuur moet hen dan wel motiveren en omkaderen, eerder dan dit soort taken als een soort (morele) verplichting op iemands schouders te schuiven. Voor dergelijk kleine problemen kan trouwens een systeem van administratieve boetes worden ingevoerd.
Aan leefbaarheid, en dus aan veiligheid, moeten inwoners en politie samen werken. Een overheid moet ook tegen haar burgers durven uitleggen dat ze niet alles kan oplossen. En soms is wat verdraagzaamheid, of een goed gesprek, een veel betere oplossingen dan een politie-interventie. Misschien is het luidruchtige feestje van de buren wel niet zo erg als je weet dat het maar voor één keer is. Je kan ze trouwens altijd even gaan vragen om de muziek wat zachter te zetten, als het echt te veel stoort. Ondertussen kan de politie zich op andere problemen concentreren.
Leefbaarheid heeft tenslotte heel veel te maken met andere beleidsdomeinen. Een slechte sociale mix in een sociale woonwijk, een gebrek aan groenvoorzieningen of speelpleintjes, een jeugdbeleid dat tekortschiet t.o.v. bepaalde groepen jongeren… je lost het niet op met een agent meer in de straat. Ook hier geldt dat veiligheid en leefbaarheid aspecten zijn waar in de fase van de beleidsplanning al aan moet worden gedacht; meestal is dat veel gemakkelijker dan achteraf scheefgegroeide situaties te moeten rechttrekken.
3. DRUGPREVENTIE
Het “debat” over drugs wordt ook op gemeentelijk niveau te veel herleid tot een discussie over het al dan niet legaal maken. De ligging aan de Nederlandse grens wordt dan vaak als al te gemakkelijke zondebok gebruikt. Maar de gemeentebesturen zijn hier echt niet voor bevoegd, en alleen wie zijn hoofd in het zand steekt, ziet niet in dat het al dan niet legaliseren van softdrugs nauwelijks een verschil maakt : gebruikt worden ze toch. Vandaar dat het belangrijk is om potentiële gebruikers te wijzen op de consequenties en de mogelijke gevaren van (alcohol en andere) softdrugs. Als de politie daaraan kan meewerken, des te beter. Maar we zijn ervan overtuigd dat hier toch vooral voor sociale diensten, onderwijs… een taak is weggelegd.
Waar de veiligheid van de medeburger in het gedrang komt, vraagt druggebruik om een andere aanpak. Handel in harddrugs, verkopen van softdrugs aan minderjarigen, alcohol- en druggebruik in het verkeer, aan drugs gerelateerde criminaliteit : daar verwachten we een doortastende aanpak.
4. UITGAANSLEVEN
Het uitgaansleven in onze gemeenten brengt soms hinder mee. Daarbij moet worden opgepast met veralgemeningen en onnodige beschuldigingen. Zo mogen bijvoorbeeld de jongeren als groep niet gestigmatiseerd worden : elk weekend worden heel wat activiteiten georganiseerd die voor niemand problemen opleveren. Soms wordt hinder ook overdreven en verklaard door een wat al te lage tolerantiedrempel. En terecht aanvaarden jongeren ook niet dat voor hen systematisch strengere regels worden gehanteerd dan voor andere leeftijdsgroepen : als een zilveren bruiloft hinder oplevert, moet die even goed aangepakt worden.
Concreet pleiten we ervoor dat er zoveel mogelijk wordt gewerkt met duidelijke afspraken tussen het gemeentebestuur, de politie en de organisatoren van verschillende manifestaties. Dat houdt tweerichtingsverkeer in, waarbij ook de overheid openstaat voor een redelijk gesprek. En dat kan alleen als dat vanuit gemeente en politie duidelijke en ondubbelzinnige informatie aan de (potentiële) organisatoren van activiteiten verspreid wordt.
5. SLACHTOFFERBELEID
Wie het slachtoffer wordt van een misdrijf, of het nu gaat om een inbraak of een verkeersovertreding, heeft recht op een menselijke opvang en ondersteuning. Dat draagt bij tot het herstel van het vertrouwen van de burger in de politie en in de overheid in het algemeen, en moet dus een belangrijk aandachtspunt zijn voor de IPZ.