Buitenschoolse kinderopvang : VU kiest voor beperkte ondersteuning
De vraag naar een vorm van buitenschoolse opvang leeft in onze gemeente reeds meerdere jaren. Daarbij gaat het niet om de kinderen die door onthaalouders worden opgevangen, maar om opvang voor de kinderen uit de lagere school, voor en na school en in de schoolvakanties.
De VU stelt samen met anderen vast dat heel wat Essense ouders nood hebben aan een dergelijke opvang en is van mening dat die opvang inderdaad voor een aantal ouders de mogelijkheden om (opnieuw) tot de arbeidsmarkt toe te treden kan vergroten. De Volksunie vindt verder wel dat dit tegen een voor de maatschappij aanvaardbare kostprijs moet gebeuren en meent dat in de eerste plaats de overheden die bevoegd zijn voor het arbeidsmarktbeleid (Vlaamse en federale regering) hierin hun verantwoordelijkheid moeten nemen.
De VU vindt het wel goed dat het gemeentebestuur hierin een aanvullende rol speelt. Vandaar dat de partij het voorstel van het schepencollege steunt waarbij naar het voorbeeld van Wuustwezel de scholen zouden worden gesubsidieerd die opvang voor en na aanbieden. De scholen die op het aanbod ingaan zouden kunnen rekenen op een forfaitair bedrag per leerling en op een aanvullende steun per begonnen opvanguur. Dat is een blijk van waardering naar de Erasmusschool die sinds jaren in deze opvang voorziet en anderzijds een stevige aanmoediging voor de andere scholen om hiervan ook werk te maken – al kan het vanzelfsprekend geen school kwalijk worden genomen als ze niet zou meedoen : scholen zijn er in de eerste plaats om kinderen op te voeden, eerder dan om ze op te vangen.
De voorbije maanden werd door een werkgroep een beleidsplan met betrekking tot buitenschoolse kinderopvang opgesteld, zoals decretaal verplicht is indien men een door de Vlaamse overheid ondersteund initiatief wenst op te starten. De VU betreurt enigszins dat bij deze werkgroep wellicht onrealistische verwachtingen werden gewekt.
Het door de werkgroep IBO uitgewerkt opvangmodel (met een centrale opvang) roept bij de VU verschillende vragen op; aangezien het echter aan de decretale voorwaarden voldoet merkt de Volksunie wel op dat elke initiatiefnemer die in het plan gelooft zelf een project kan opstarten. De VU is echter geen voorstander van een eventueel gemeentelijk of OCMW-initiatief in het kader van het betrokken plan. Het bij het plan gevoegde financiële luik overschat volgens ons de verwachte inkomsten om twee redenen :
De in het plan opgenomen enquête toont niet duidelijk aan hoe groot de vraag naar opvang is aan de eveneens in het plan opgenomen gebruikersprijs.
>Het is verre van zeker dat het vereiste aantal WeerWerk-gesco’s zal gevonden worden om het project met RVA-subsidies draaiende te houden.
Ondermeer op basis van deze aspecten meent de VU dat het financiële risico voor het gemeentebestuur te groot is. Overigens merkt de VU op dat ook in het plan zoals het door de werkgroep werd uitgetekend de totale maatschappelijke kostprijs (door de Vlaamse belastingbetaler te dragen) meer dan 70.000 BEF per kind per jaar zou bedragen.
De VU kiest dus voor het voorstel om de scholen te ondersteunen. De Volksunie hoopt dat deze op het aanbod zullen ingaan, zodat ook de werkelijke behoefte aan buitenschoolse opvang duidelijk wordt, op basis waarvan de komende jaren dan eventueel kan worden bijgestuurd.
Overigens is de VU ook van mening dat de inspanningen van de ouder die thuisblijft om de kinderen op te voeden (financieel) moeten worden gewaardeerd. Ook dit is in de eerste plaats een taak voor de federale en Vlaamse overheid, maar de VU stelt voor dat het gemeentebestuur een financiële aanmoediging zou voorzien, ondermeer om de gelijke behandeling tegenover diegenen die op de gesubsidieerde buitenschoolse opvang een beroep doen te waarborgen. De VU wijst er wel op dat het nodig is om zowel mannen als vrouwen aan te zetten de gezinstaken op zich te nemen.